Regionale Ontwikkeling in de Negev Woestijn:

Van nationaal strategisch belang naar interregionale kennis-

uitwisseling.

yeruchambord.jpg (33046 bytes)

Yerucham       ( foto: B.J.M. van den Berg, 1995 )


(Abstract)

De ontwikkeling van de Negev woestijn in het zuiden van Israël heeft sinds de stichting van de staat Israël lang in het teken gestaan van een nationaal strategisch doel: bevolkingsspreiding ter verdediging van afgelegen grensgebieden. Van 1948 tot heden heeft Israël veel ervaring opgedaan in het ontwikkelen van dit perifere gebied. Met deze ervaring kan Israël bijdragen aan meer economische samenwerking met haar buurlanden door het uitwisselen van kennis over regionale ontwikkeling in aride gebieden. Een dergelijke economische samenwerking zal een goede stimulans zijn voor het bereiken en behouden van duurzame vrede in het Midden Oosten.


De Negev is een uitgestrekte woestijn in het zuiden van Israël. Ze vormt de gehele zuidpunt van het land en beslaat een oppervlakte van ongeveer 12.500 km2, meer dan 60% van de totale vlakte van de staat Israël. In 1992 bedroeg de totale bevolking van de Negev 362.000 personen. Vergeleken met de totale bevolking van Israël in 1992 ( 5,2 mln.) is dit een aandeel van 7 %. Het gebied wordt begrensd door politieke en natuurlijke gren- zen. In het noorden wordt de Negev begrensd door de 200 mm. neerslaglijn die loopt van west naar oost ten zuiden van Qiryat Gat en ten noorden van Beïer Sheva. In het oosten vormt de Afro-Aziatische breuklijn die loopt door de Dode Zee en de Arava vallei zowel een natuurlijke grens als de politieke grens met Jordanië. In het westen vinden we de Gaza-strook en de lange rechte politieke grens die loopt van noord-west naar zuid-oost en die de Negev scheidt van de Egyptische Sinaï woestijn. De smalle kuststrookje bij Eilat aan de Rode Zee vormt de zuidgrens van de Negev. ( zie: Overzichtskaart van de Negev )

" We shall bloom the desert land and convert the spacious Negev into a land of strength and power, a blessing to the state of Israël."

Deze woorden zijn afkomstig van David Ben Gurion, die in 1948 werd gekozen tot de eerste premier van Israël. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste voorvechters voor het ontwikkelen van de Negev, de uitgestrekte woestijn in het zuiden van Israël. Gedurende zijn politieke carrière is hij de grote inspirerende kracht geweest achter de eerste ontwikke- lingen in dit onontgonnen gebied. Later na zijn terugtreden uit de politiek heeft hij zijn toewijding voor de Negev onder- streept door zich definitief te vestigen in Sede Boker, een kibbutz midden in de Negev. Zijn speciale wens om te worden begraven op een door hem uitgekozen plaats in de Negev, is na zijn dood in 1973 ingewilligd. Sindsdien kan zijn graf, op een plateau met een prachtig uitzicht, nabij Sede Boker, worden bezocht.

Sinds het bestaan van de staat Israël, heeft de ontwikkeling van de Negev naast 'de droom van Ben Gurion' altijd andere, niet minder belangrijke doelen gediend. Het belang- rijkste is wel de spreiding van de bevolking. Reeds in een vroeg stadium, gedurende de eerste jaren van de jonge staat, bleek de door massale immigratie snel groeiende bevolking zich te concentreren in de drie grootste steden van Israël, namelijk Tel Aviv, Haifa en Jerusalem. Vanwege defensie-overwegingen en congestieverschijnselen in de steden, kreeg de spreiding van de bevolking een zeer hoge prioriteit op de nationale agenda. Met name de Negev was zeer dun bevolkt: in 1948 was de gemiddelde bevolkingsdichtheid per km2 in District Zuid 1,5 in vergelijking tot het District Tel Aviv met een dichtheid van 1834 personen per km2 en een landelijke bevolkingsdichtheid van 43,1. De Negev vormde dus een uitgesproken bestemming voor de overloop uit de steden en voor de grote aantallen immigranten in die jaren. Vanaf het begin heeft de Israëlische overheid een actief spreidingsbeleid gevoerd door middel van planning, vestigingspremies en directe plaatsing van nieuwe immigranten in de perifere regio's, met name de Negev. De vergaande overheidsinterventie in de maatschappij in die jaren werd alom getolereerd vanwege een groot draagvlak onder de bevolking voor het socialisme, de noodzaak van het bevolken van perifere gebieden om veiligheidsredenen en de afhankelijk- heid van de nieuwe immigranten van de overheid wat betreft huisvesting en levensonderhoud. Om verschillende redenen was de Negev bij uitstek geschikt voor toekomstige kolonisatie. Als eerste moet worden genoemd de door velen gedragen ideologische motivatie om de woestijn te cultiveren door middel van pionierswerk en planning. Met David Ben Gurion als eerste premier van Israël werd de ontwikkeling van de Negev een nationale zaak: regionale ontwikkeling in de Negev had vanaf het begin een belangrijke plaats in het ruimtelijk beleid. Ten tweede was al het land in de Negev in overheidshanden; men kon snel te werk gaan zonder tegenwerking van particulieren. Een ander belangrijk punt was de geringe bevolkingsdichtheid van het gebied. Men had vanaf het begin de mogelijkheid om op grote schaal te plannen en projecten te initiëren, omdat er nog geen ruimtelijke structuur bestond van bevolkingsconcentraties. Door de grote omvang van de projecten konden grote aantallen mensen aan werk worden geholpen. Hierdoor kon men nederzettingen stichten zonder eerst een economische basis te hoeven creëren.

 

De ontwikkeling van de nederzettingenstructuur

Het proces van regionale ontwikkeling in de Negev is lange tijd van bovenaf, door de overheid aangestuurd. Dit hing samen met socialistische denkbeelden die lang de boventoon hebben gevoerd in de Israëlische politiek. Dit zorgde ervoor dat men vanaf het begin de ontwikkelingen kon sturen aan de hand van één ontwikkelingsstrategie. In het geval van de Negev zijn achtereenvolgens twee ontwikkelingsstrategieën toegepast: het model van Centrale Plaatsen van de Christaller en daarna de Groei-Pool strategie van Perroux en anderen. Het model van Centrale Plaatsen van de duitse geograaf Walter Christaller is een ideaalmodel voor een nederzettingenstructuur. Kenmerkend van dit model is een hiërarchie van steden, middel-grote steden, stadjes en dorpen: de centrale plaatsen. Elke centrale plaats heeft een verzorgingsgebied met betrekking tot het aanbod van goederen. De grote van het verzorgingsgebied hangt af van het draagvlak dat nodig is voor een goed om kostendekkend te worden aangeboden. Zo heeft het goed brood maar een klein draagvlak nodig omdat elk huishouden dit goed zal aanschaffen. Men vindt dan ook in elke dorp of buurt een bakker. Daarentegen zal een Mercedes-dealer een veel groter draagvlak nodig hebben vanwege het feit dat zijn cliëntele dunner is bezaaid. Er is dan ook maar één dealer in een regio en die is dan veelal gevestigd in een grote stad. Zo biedt elke plaats zijn eigen soort goederen en kent zijn eigen verzorgingsgebied; er onstaat een honingraatstructuur aan steden en dorpen. ( zie: Het onstaan van de honingraatstructuur in beeld )

Het regionale ontwikkelingsbeleid voor de Negev hield tot 1964 voornamelijk in: het creëren van een systeem van nederzettingen in het gebied. Vanwege het ideologische karakter van de kibbutzim en de beperkte mogelijkheden voor landbouw in de Negev, waren de reeds aanwezige nederzettingen in de Negev, kibbutzim en moshavim, niet geschikt voor de opvang van de grote aantallen nieuwe immigranten. De oplossing moest worden gezocht in stedebouw, met name de bouw van middelgrote steden, zodat de stedelijke structuur van het land meer in evenwicht zou komen. Het politieke establishment in die tijd bouwde voort op het socialistisch zionisme van voor de onafhankelijkheid. Dit betekende een grote aandacht voor landbouw en rurale nederzettingen en tevens een negatieve houding ten opzichte van de stad. Onder druk van de situatie na 1948 vond men een compromis: in de Negev moesten kleine stedelijke nederzettingen komen met een landelijke sfeer die nauwe banden moesten krijgen met landbouwnederzettingen. De planners die vanuit dit uitgangspunt te werk gingen, waren veelal in Europa opgeleid en waren sterk beïnvloed door stedebouwkundige en geografische stromingen die in die tijd populair waren in Europa. Naar het voorbeeld van het Centrale-Plaatsen-Model van Christaller maakte men plannen voor een nederzettingen structuur in de vorm van een hiërarchie van middelgrote en kleine steden die de centra moesten vormen van de landbouwnederzettingen. In 1951 voltooide men een eerste plan voor de Negev. Om het gat tussen Tel Aviv als grote stad en de rurale nederzettingen in de Negev op te vullen, moesten middelgrote centra worden gecreëerd. Be'er Sheva was bestemd als regionale hoofdstad en tevens als centrum voor industrie. Ten noordwes- ten van Be'er Sheva konden B- en C- plaatsen worden gesticht als centra voor de kibbutzim en moshavim in dat gebied. Ofakim ( 1955 ), Netivot ( 1956 ) en Sederot ( 1951 ) moesten plaatsen worden van waaruit de omliggende landbouwnederzettingen konden worden voorzien van diensten en goederen. Ten zuidoosten van Be'er Sheva echter konden de te bouwen nederzettingen niet worden gebaseerd op een agrarische economische structuur, vanwege het ontbreken van landbouw in het gebied. De plaatsen Arad ( 1961 ), Dimona ( 1955 ), Yerucham ( 1951 ) en Mitzpe Ramon ( 1956 ) zouden dan ook voornamelijk dienen voor de huisvesting van werknemers uit de te ontwikkelen industrie en mijnbouw. Eilat werd in 1951 gesticht ten behoeve van de toekomstige haven. Vanwege de grote omvang van immigratie, en de daardoor ontstane grote behoefte aan woonruimte, was men genoodzaakt om zo snel mogelijk met de bouw van de nieuwe steden te beginnen. De steden werden gebouwd voordat er een economische basis was veilig gesteld. Tot 1953 konden de meesten van de bewoners te werk worden gesteld bij de bouw van wegen en in de woningbouw in de nieuwe steden. Tussen 1953 en 1957, toen de basis van de ruimtelijke structuur was voltooid en de spontane komst van lichte industrie uitbleef, verslechterde de werkgelegenheidssituatie in de nieuwe steden van de Negev in een hoog tempo. Hierdoor verslechterden de levensomstandigheden in de ontwikkelingssteden en de eerste mensen trokken weg, richting het centrum van het land. Dit waren vooral de meest kansrijke personen: een proces van selectieve migratie zette zich in. Op korte termijn probeerde de overheid de situatie in de ontwik- kelingssteden te verbeteren in de vorm van werkloosheidsuitkeringen en het creëren van allerlei sociale voorzieningen. Op lange termijn echter moest men zoeken naar nieuwe vormen van werkgelegenheid. De schrijnende werkloosheid in de ontwikkelingssteden halverwege de jaren '50 kan worden gezien als een indicatie voor het falen van de Centrale-Plaatsen-Strategie als vorm van regionale ontwikkeling in de Negev.

 

De overgang naar de Groei-Pool strategie

Sinds het begin van de jaren '60 is de Israëlische overheid begonnen met een industrialisatieprogamma voor de ontwikkelingssteden in de Negev, teneinde een oplossing te vinden voor de hoge werkloosheid in de Negev steden. Een gevolg van de gefaalde Centrale-Plaatsen-Strategie, was de betrekkelijk kleine omvang van de ontwikkelingssteden en de gedeconcentreerde stedelijke structuur in de Negev. Hierdoor was het draagvlak in de steden te klein voor hoogwaardige dienstverlening ten behoeve van industrie en was de ruimtelijke structuur inefficiënt met betrekking tot goederenstromen en dienst- verlening; door de deconcentratie van nederzettingen waren er meer verkooppunten nodig, hetgeen hogere transportkosten met zich mee bracht. Sinds de onafhankelijkheid was Be'er Sheva, in vergelijking tot de andere nederzettingen in de Negev zeer sterk gegroeid: van een inwonertal van 1800 in 1949 tot een bevolking van 65.200 in 1965. De stad huisvestte een aanzienlijk deel van de totale bevolking van de Negev: 49,8 % in 1965. Door haar relatief grote omvang is de functie van Be'er Sheva van regionale hoofdstad sinds 1948 blijven bestaan en heeft zich als zodanig versterkt. Het gevolg hiervan was dat de industrie die zich in de ontwikkelingssteden vestigde, zich oriënteerde op Be'er Sheva met betrekking tot het gebruik maken van diensten. Dit gebeurde vanwege een zich ontwikkelende dienstensector in Be'er Sheva. Deze kon in hoogwaardige diensten voorzien door de grote omvang van de stad. Ook vestigden veel bedrijven hun hoofdkantoren in de regionale hoofdstad. De sterke groei van Be'er Sheva en de daarmee gepaard gaande ruimtelijke polarisatie bleef niet onopgemerkt. Met betrekking tot het nieuw te volgen regionaal ontwikkelingsbeleid moest een keuze worden gemaakt: men kon, vanuit een gelijkwaardigheidsbeginsel, de bestaande structuur handhaven door middel van een gelijkwaardige spreiding van aandacht en middelen over de ontwikkelingssteden, of men kon kiezen voor een meer effectieve strategie van gepolariseerde ontwikkeling, waarbij Be'er Sheva het zwaartepunt zou worden van regionale ontwikkeling. Om verschillende redenen koos men voor het laatste, waarmee het begin van een 'groeipool'-strategie een feit was. Ten eerste moest Be'er sheva dermate worden ontwikkeld dat het een tegenwicht kon bieden aan de snel groeiende centrum-regio van het land. Dit was zeer urgent vanwege het wegtrekken van hoger opgeleiden uit de ontwikkelingssteden naar Tel Aviv en het uitblijven van spontane industriële vestiging in de Negev. Ten tweede moet het verlaten van de Centrale Plaatsen strategie worden gezien in het licht van politieke veranderingen: de oude, socialistisch zionistische politiek met de nadruk op landbouw ging geleidelijk over in een pragmatische, meer liberale politiek met de nadruk op industrie. Ten derde volgden de planners vanwege het ontbreken van een planningstraditie in Israël de ontwikkelingen in Europa. In veel Europese landen genoot in de jaren '60, het groeipoolconcept, dat door Perroux in 1955 was ontwikkeld, een grote populariteit. Israël ging mee in deze trend. De overheid bevestigde haar keuze door Be'er Sheva officieel te benoemen als hoofdstad van het Zuidelijk District. Een concrete invulling gaf de overheid hieraan door de vesti- ging van regionale overheidsinstanties in Be'er Sheva. Aanvankelijk moest de groeipool Be'er Sheva een industrieel centrum worden voor het verwerken van grondstoffen uit de regio, maar de stad ontwikkelde zich in de loop der jaren als een regionaal dienstencentrum en commercieel centrum, met als belangrijke motorische elementen, het 'Soroka Medical Centre' ( 1962 ) en niet lang daarna de 'Ben Gurion University of the Negev' ( 1965 ). Een direct gevolg van de nieuwe strategie was dat Be'er Sheva een aanzuigende werking had op nieuwe investeringen en bedrijvigheid, hetgeen tenkoste ging van verdere groei in de ontwikkelingssteden. Een ander gevolg was dat hoger opgeleiden uit de ontwikkelingssteden gingen verhuizen naar Be'er Sheva, een vorm van selectieve migratie op regionaal niveau, waardoor de kwaliteit van de beroepsbevolking in de ontwikkelingssteden relatief achteruitging. Dit zijn voorbeelden van de 'backwash'-effecten, die zich vooral gedurende de eerste jaren, in de eerste helft van de zestiger jaren voorde- den. Vanaf 1965 begon de economische groei van Be'er Sheva zich uit te spreiden over de regio: de 'spread'-effecten van de groeipool werden merkbaar.

 

De kentering

Met de Zesdaagse Oorlog van 1967, de Yom-Kippur oorlog in 1973 en de oliecrisis in dit jaar, veranderde er veel in Israël: de nationale veiligheid werd bedreigd en tevens kwam het land in een diepe economische crisis. Het gevolg hiervan was dat de overheid haar aandacht concentreerde op nationale kwesties, hetgeen ten koste ging van regionale ontwikkeling. Dit heeft de voorsprong van het centrum op de regio versterkt. Officieel ging het regionaal ontwikkelingsbeleid door op de, in de voorgaande decennia, ingeslagen weg. De voortzetting van de groeipoolstrategie is hier een voorbeeld van. In werke- lijkheid echter had het ontwikkelingsbeleid haar prominente plaats op de nationale agenda verloren: besluiten omtrent de vestiging van nieuwe industrie in de Negev vonden plaats in het kader van nationale vraagstukken in plaats van dat ze ingegeven waren uit overwegingen van regionale ontwikkeling. De komst van de chemische industrie naar de Negev ter ontlasting van de bevolkingsconcentraties in het centrum van het land, is een voorbeeld van deze ontwikkeling.

 

De voortzetting van de groeipoolstrategie

Zoals reeds vermeld hebben na 1965 de spread-effecten van de groeipool Be'er Sheva zich laten gelden. Belangrijk hierbij was de rol van de twee motorische elementen van Be'er Sheva, de Ben Gurion universiteit en het Soroka ziekenhuis. Sinds oprichting van de universiteit in 1965 is haar bijdrage aan de ontwikkeling van de regio het belangrijkste doel geweest. De faculteit 'Humanities & Social Sciences' had een grote rol bij de opleiding van onderwijzers, administrateurs, psychologen en andere professionals, die hun kennis zouden gaan toepassen in de ontwikkelingssteden. De faculteiten van geografie en econo- mie vormden adviesorganen voor bedrijven die in de Negev gevestigd waren of zich wilden gaan vestigen in de Negev. Met de opening van universiteitsdependances in drie omliggende ontwikkelingssteden in het begin van de jaren '70 was er de gelegenheid voor immigranten om ter plekke een vakopleiding te volgen. Dit was belangrijk omdat werkgevers grote moeite hadden met het vinden van voldoende opgeleid personeel in de ontwikkelingssteden. Het Soroka ziekenhuis was het centrum voor de klinieken die in elk van de steden in de Negev werden opgericht. De Medische School in Be'er Sheva zorgde voor de opleiding van dokters en verplegend personeel. De school trok tevens medisch vakpersoneel aan uit andere delen van het land en men stimuleerde afgestudeerden om ook te gaan werken in de Negev. De werking van het spread-effect bij het ontwikkelen van de regio is versterkt door overheidsinterventie. In het begin van de jaren '70 werd Be'er Sheva de A-status ontnomen, omdat men van mening was dat de stad nu in staat was om zelfstandig door te groeien. Alle aandacht en middelen gingen nu uit naar het ommeland van Be'er Sheva. Omdat vestiging in Be'er Sheva niet meer zo omvangrijk door subsidies werd gesteund, trokken veel bedrijven weg uit Be'er Sheva om zich in de ontwikkelingssteden te vestigen. Gradus en Stern (1980) stellen dat het saldo van back- wash- en spread-effecten positief was in de Negev, hetgeen betekent dat de groeipoolstrategie succesvol was.

 

Een nieuwe bestemming voor de Negev

De overvloed aan ruimte was in de Negev een belangrijke locatiefactor, dit in tegenstelling tot het centrum van het land. Sinds 1948 is dit de reden geweest voor de vestiging van tienduizenden mensen in dit dunbevolkte gebied met het doel het centrum van het land te ontlasten. Vanwege de grote be- schikbaarheid aan ongecultiveerd land, kreeg de Negev geduren- de de zeventiger jaren er een bestemming bij: een vestigingsplaats voor gevaarlijke of vervuilende activiteiten, die in het centrum van het land voor te veel overlast zouden zorgen. Reeds aan het einde van de jaren '60 heeft men ten oosten van Dimona een kerncentrale gebouwd. Verder heeft zich chemische industrie gevestigd in de Negev. De chemische fabrieken zijn geclusterd in industriële complexen, die om veiligheidsredenen gelegen zijn op ruime afstand van de ontwikkelingssteden ( tussen de 10 en 30 km. ). De locaties van de 'industrie-eilan- den' waren gekozen rekening houdend met de volgende factoren: a) de nabijheid van grondstoffen, b) beschikbaarheid van ruimte, c) potentieel risico van luchtvervuiling voor naburige ontwikkelingssteden, d) potentieel risico van vervuiling van zoetwaterreservoirs, e) de transportkosten van personen en goederen. Een voorbeeld van zo'n industrieel complex is die op de Rotem-vlakte ten oosten van Dimona. Een ander voorbeeld is Ramat Hovav, een chemisch complex gelegen ten zuiden van Be'er Sheva en een locatie voor de opslag en verwerking van chemisch afval

 

Nieuwe kansen voor de Negev

Sinds de massale immigratie van Russische joden vanaf 1989 staat de ontwikkeling van de Negev weer volop in de belangstelling. Gedurende de periode 1990-1993 vestigden zich 529.478 nieuwe immigranten in Israël, van wie 91 % afkomstig was uit Rusland of Europa. Het jaar 1990 was een piekjaar: in dit jaar was het aantal Russische en Europese immigranten 189.650. In vergelijking tot de massale immigratie in de eerste vier jaren van de staat Israël was de opvang in be- langrijk opzicht veranderd: in tegenstelling tot een directe plaatsing van immigranten in de perifere regio's waren de nieuwe immigranten nu vrij in het kiezen van een vestigingsplaats. Een groot deel van de Russische immigranten, 48 %, koos het centrum van het land als gebied van vestiging en slechts 18,3 % vestigde zich in het Zuidelijk District. Dit laatste cijfer betekende toch nog een absoluut aantal van ruim 91.000 mensen die zich vestigden in de Negev of in de zuidelijke kustvlakte. In de komst van de grote aantallen immigranten zag de overheid een kans om de perifere regio's een nieuwe stimulans te geven door middel van massale woningbouw in de Negev en Galilea ( het noorden ). Onder het bewind van minister van Huisvesting Ariel Sharon zijn er voor een bedrag van $ 5 miljard in totaal ruim 100.000 woningen gebouwd en zo'n 25.000 stacaravans geplaatst. Het merendeel hiervan kwam te staan in de Negev: 74.000 woningen. Dit omvangrijke absorptiebeleid is hevig bekritiseerd toen de gevolgen zichtbaar werden: a) teveel aandacht ging uit naar woningbouw in plaats van industriële ontwikkeling en infrastructuur, b) het progamma was gebaseerd op een immigratiegolf van 1,5 miljoen mensen terwijl uiteindelijk maar zo'n half miljoen mensen kwamen, c) het merendeel van de woningen werd gebouwd in de Negev, in ontwikkelingssteden met een hoge werkloosheid; de meeste immigranten echter vestigden zich in het centrum van het land waar de werkgelegenheidssituatie beter was. Het belangrijkste gevolg was: grote leegstand waardoor in de ontwikkelingssteden een deprimerende sfeer ontstond en mensen uit de Negev ver- trokken. In 1992, met het aantreden van een nieuwe regering ( Arbeiderspartij ), werden de bouwactiviteiten gestopt en ging men meer aandacht schenken aan de werkgelegenheidssituatie in de Negev. In tegenstelling tot het beleid in de voorgaande decennia, werd nu de rol van kleine lokale ondernemingen belangrijk. Ten eerste was het stimuleren van het kleinbedrijf de minst kostbare optie voor het creëren van werkgelegenheid voor de grote aantallen nieuwe immigranten. Ten tweede lag in het kleinbedrijf de enige mogelijkheid om de ontwikkelingssteden onafhankelijk te maken van de overheid; kleine bedrijven zijn meer verbonden met de lokale gemeenschap en zijn hierdoor relatief succesvoller dan grote, vanuit elders bestuurde, staatsbedrijven. Ten derde vormde het kleinbedrijf de beste mogelijkheid om gebruik te maken van de grote kennis en 'know-how' van vele Russische immigranten en hen de kans te geven om innovatieve ideeën onder begeleiding in praktijk te brengen in zogenaamde 'technological incubators'. In 1992 werd Be'er Sheva de A-status weer terug gegeven, met het doel de stad aantrekkelijker te maken voor nieuwe investeerders. Op deze manier werd, na twee decennia, de groeipool Be'er Sheva weer nieuw leven ingeblazen: de spread- effecten waren in de voorgaande 20 jaar uitgewerkt, omdat de stad zelf ook zwaar had geleden onder de recessie. Nadat de leegstaande woningen waren opgevuld, begonnen nieuwe bouw- activiteiten. Be'er Sheva moest een 'metropolis' worden, de 'locomotief' van de Negev, met een beoogde bevolkingsomvang van 250.000 mensen. Naast woningbouw en het aantrekken van werkgelegenheid werd nu ook speciale aandacht geschonken aan het creëren van een 'grootstedelijke sfeer' door middel van de bouw van een moderne 'shopping-mall' naar Amerikaans voorbeeld in het nieuwe centrum van de stad. Ook zijn de stadsplanners zich gaan richten op de integratie van het oude centrum en het nieuwe stadscentrum met het doel één duidelijk stadshart te vormen.

 

De Negev-Regiopolis

De stedelijke structuur van de Negev, die in de loop der jaren is ontstaan wordt door Gradus en Stern (1980) beschreven met de term 'regiopolis'. Ze zien de nederzettingen in de Negev als één geheel van steden, dorpen en industriële com- plexen, die weliswaar als eilanden van elkaar gescheiden zijn door open vlaktes, maar die onderling van elkaar afhankelijk zijn. Een verandering in de ene plaats zal direct of indi- rect resulteren in een verandering in een andere plaats. Alle zijn ze verbonden met een centrale stad, in dit geval Be'er Sheva. Door de onderlinge verwevenheid in de regiopolis kan deze in zijn geheel worden beschouwd als een groeipool voor de regio. Cruciaal voor de samenhang in de regiopolis en de spread-effecten op de regio is een goede infrastructuur. Met betrekking tot verdere regionale ontwikkeling pleiten Gradus en Stern voor een benadering, waarbij de Negev wordt beschouwd als één geheel. Dit kan alleen met behulp van één regionaal ontwikkelingsorgaan dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het gebied.

Recentelijk is er met name rond Be'er Sheva sprake van nieuwe industriële ontwikkelingen. Particuliere projectontwik- kelaars zijn bezig met de bouw van nieuwe bedrijfshallen met het doel die aan ondernemers te verhuren. Reeds een aantal nieuwe bedrijven hebben er zich gevestigd. Bij Omer, een voorstad ten noordoosten van Be'er Sheva, zal op korte termijn een "Free Export and Processing Zone" ( F.E.P.Z ) worden ontwikkeld. Een F.E.P.Z is een, door particu- liere investeerders gefinancierd, industrieterrein waarin buitenlandse bedrijven geen belasting of invoerrechten hoeven te betalen en waarbij ze niet onderhevig zijn aan de Israëlische binnenlandse regelgeving. Verder worden alle transacties in zo'n gebied gedaan in buitenlandse valuta. De toekomstige F.E.P.Z bij Omer zal een industrieel park worden voor Amerikaanse high-tech bedrijven, waarbij deze gebruik kunnen maken van lokale 'human resources' ( bijv. Russische ingenieurs ) en waarbij er voor de regio banen worden gecreëerd voor hoger opgeleiden. Men verwacht dat het project zo'n 7000 banen zal opleveren.

 

Regionale Ontwikkelingsstrategie als 'exportprodukt'

Uit bovenstaande beschrijving van de ontwikkeling van de Negev woestijn blijkt dat Israël veel kennis en ervaring heeft met het ontwikkelen van een perifeer en aride gebied. Deze kennis zou ten goede kunnen komen aan Israëls buurlanden. Landen als Jordanië en Egypte hebben een geografische structuur die wordt gekenmerkt door een scheve verhouding tussen de centrale stad en de perifere regio's. In het geval van Egypte is er de miljoenenstad Caïro met afgezien van de Nijldelta en de oevers langs de Nijl, de enorme woestijngebieden die nauwelijks bevolkt zijn. In Jordanië vormt Amman de grote hoofdstad waarin een aanzienlijk deel van de Jordanese bevolking woont. De rest van het land, met name het oostelijk deel is relatief dun bevolkt. Een voortdurende regionale ongelijkheid in een land staat een verdere economische ontwikkeling in de weg. Dit hangt samen met de teloorgang van de economische- en sociale struc- tuur in de regio's en het sterker worden van negatieve congestieverschijnselen in de grote stad. Jordanië en Egypte zouden de ontwikkelingen in de Negev als case kunnen hanteren, waarbij vooral waakzaamheid is geboden om niet dezelfde fouten te maken.

Een aantal fouten die in het geval van de Negev zijn gemaakt kunnen worden vermeld. Ten eerste is men overgegaan tot het bouwen van nederzettingen zonder tegelijkertijd te zorgen voor werkgelegenheid. Ten tweede heeft men te lang geleund op de rol van grote overheidsbedrijven in de regio. Dit heeft geleid tot een passieve en afhankelijke houding van de bevolking in de regio. Verder was de economische structuur te eenzijdig en was het merendeel van de werkgelegenheid ongeschoolde of laaggeschoolde arbeid. Een strategie die wel gewerkt heeft is een beleid ter stimulering van het particulier (kleine) ondernemerschap. Een dergelijke bottum-up benadering heeft de spiraal van afhanke- lijkheid en passiviteit doorbroken.

Bij de ontwikkeling van de Negev is de militair-strategische doelstelling naar de achtergrond gedrongen. Wat overblijft is een leerzame ervaring van 50 jaar inzake economische ontwikkeling in een aride zone. Deze schat aan informatie kan ten goede komen aan meer landen in het Midden-Oosten waarbij er tevens een gezamenlijke noemer bestaat voor economische samenwerking. Dit zal een positieve stimulans zijn voor het bereiken en behouden van een duurzame vrede in het Midden-Oosten.

november 1998

drs. B.J.M. van den Berg

( drs. B.J.M. van den Berg is afgestudeerd in de Midden Oosten Studies aan de Katholiek Universiteit van Nijmegen. Hij heeft in 1995 onderzoek verricht naar de industriële ontwikkelingen in de Negev woestijn te Israël, in het kader van regionale ongelijkheid en regionale ontwikkeling )

 

Naar begin van de pagina